Groen blog

Alma Huisken blogt vanuit De Groene Luwte

Service    |    Moestuintips    |   Recepten van Alma    |    Foto van Doortje    |    Groen Blog

 

Haar waarnemingen over zaaien en oogsten van biologische gewassen, over ecologische balans, over literatuur en filosofie, over groener leven en meer...

Lucas Roodbaard


Tentoonstelling Roodbaards Rijkdom

 

Graag grijp ik het Groene Blog aan om u een tip door te geven. Het betekent even in de trein of auto stappen naar Leeuwarden, maar doe het (en wandel dan eens over de voormalige bolwerken) want: dezer weken is er in Leeuwarden een expositie gewijd aan de Noordelijke tuinarchitect Lucas Roodbaard (1782-1851) en zijn er 36 van zijn ontwerpen te bewonderen. Van Roodbaards ontwerpen bleven er 36 bewaard, met zijn toelichtende teksten. Een mooi, belangrijk erfgoed dat u tot 19 januari 2013 kunt aanschouwen op de expositie ’Roodbaards Rijkdom – Landschapsparken Noord Nederland 1800 – 1850’ bij Tresoar, het Fries Historisch en Letterkundig Centrum te Leeuwarden. Op een historische vloerkaart zijn de drie noordelijke provincies afgebeeld, met de posities van de landschapsparken die Roodbaard tussen 1800-1850 ontwierp en aanlegde. De 36 resterende tekeningen zijn op ware grootte gereproduceerd en chronologische gerangschikt. Aldaar verkrijgbaar: de mooi verzorgde en erg informatieve monografie ‘Roodbaards Rijkdom’ door Els van der Laan-Meijer en Willemieke Ottens, incl. de 36 ontwerpen, schetsen, historische en hedendaagse foto’s van tuinen en parken (uitgegeven door Stichting Bonas, 232 pag., € 30,00).

Tot 19 januari 2013 dus, bij Tresoar, Boterhoek 1, in Leeuwarden. Check de openingstijden op: www.tresoar.nl. Meer informatie: www.bonas.nl en www.roodbaardsrijkdom.nl

 

Tot 19 januari 2013 dus, bij Tresoar, Boterhoek 1, in Leeuwarden. Check de openingstijden op: www.tresoar.nl. Meer informatie: www.bonas.nl en www.roodbaardsrijkdom.nl

 

Alma Huisken

Aannames en misverstanden over ganzen


Hallo, hier Hilversum!

 

Als mij wordt gevraagd welk beroep ik uitoefen, flitsen mijn gedachten razendsnel heen en weer. Ja, ook naar die eerdere 12 ambachten (gelukkig zonder 13 ongelukken).  Na enig denken komt er de laatste tijd steeds vaker deze combinatie uit: tuinier/schrijver. Of schrijver/tuinier. Maar dat is niet alles, ik voel me soms ook boer, of assistent-imker-in-opleiding (zie onder) wanneer ik voor de kippen, ganzen en bijen in De Groene Luwte bezig ben. Af en toe ben ik tevens thuiskok, wanneer ik - met veel plezier - in de keuken sta voor gasten aan onze Groene Tafel.

En er is meer: ik vertaal artikelen vanuit mijn geliefde Engels voor het o zo aantrekkelijke tuinblad Bloem & Plant. Er is zelfs nóg meer, want naast dat alles verkeer ik in de gelukkige omstandigheid dat ik af en toe radiocolumnist mag zijn, voor het prachtige VARA-programma Vroege Vogels.

Recent sprak ik weer twee columns in. Heel sympathiek: daarvoor hoef ik van de VARA niet naar Hilversum: ik rijd naar RTV-Noord aan de rand van Stad (Groningen), alwaar een geluidscabine voor me is geboekt en ''er een lijntje wordt geprikt'' naar de studio in het Gooi. Vervolgens spreek ik enkele columns in en incasseer met kinderlijke trots de complimenten vanuit Hilversum dat het allemaal weer in de spreekwoordelijke vloek en zucht op de band belandde. Wat een heerlijke klus!

 

Voor webbezoekers die zo'n column eens willen nalezen: hier is er eentje van alweer een tijdje geleden, met dank aan de VARA.

Aannames en misverstanden

In mijn tuin houd ik ganzen. Zestien Twentse Landganzen, behorend tot de oudste boerderijdierrassen van Nederland. Omdat mijn tuin ook wordt bezichtigd door bezoekers, die de ganzen zien en er iets over melden, valt me op hoe weinig ‘we’, in algemene zin, nog weten van boerderijdieren. Nee, dit is geen open deur! Ik maak mee hoe ouders uit het westen hier in noordelijke weilanden hun kind over het schrikdraad tillen, op een koe hijsen, er per mobieltje een foto van maken en dan met een gezicht van zo-blij-met-m’n-kind-in-de-wei weer huiswaarts gaan. Gelukkig hadden ze niet in de gaten dat de zwartwitte Holsteiner waarop ze de spruit mikten geen koe was, maar een stier….

In deze orde weerklinkt in mijn tuin vaak de uitroep: ‘Oh, ik zie dat je ganzen hebt… die bewaken je erf, nietwaar? En mannetjes vallen altijd postbodes aan, die bijten ze in de kuiten. En ze schijten alleen maar groene, zure derrie.’

Bij die woorden denk ik er altijd aan hoe ik Tijn en Guus, mijn genten (mannetjesganzen, dus) uit de hand hun worteltjes voer. Of hoe alle zestien – lekker loslopend en grazend in de boomgaard –  bij een onverwacht tuinbezoek samendringen als een Romeins soldatentroepje en in looppas de eigen beschermde wei opzoeken. En hoe hun poep een prachtige bron is van voeding voor de tuin……

Ergens ben ik wel blij met die bezoekersuitspraken, want het betekent dat ik kan uitleggen hoe leuk én nuttig ganzen kunnen zijn. Dat deze keurige wandelende grasmaaiers inderdaad groen poepen, maar dan vooral in de lente, als het gras fris en eiwitrijk is; niet in smurrievorm maar als een collectie groene sigaartjes. Geurige cigarillos, wat mij betreft!

Op andere momenten in het jaar eten ze paardebloemblad- en wortels, ruig gras, riet, rozenbottels, oude slierten én nieuwe scheuten van waterplanten en, mochten ze onverhoopt vastberaden door mijn moestuin koersen, dan ook andijvie, jonge sperzieboontjes of stevige winterpenen.

Dit alles betekent dat je naast groene ook oranje sigaren in de wei vindt (na worteltjes), of taupe-kleurige (na riet of graan). Want graan krijgen mijn ganzen hier dagelijks, verdeeld over vier borden in de wei. Het gaat erin als koek. Terwijl ik drinkemmers vul en in hun stal vers strooisel werp, hoor ik alras afwasgeluiden van rinkelend serviesgoed. Het is gans Teuntje, die alle borden met haar snavel oppakt, omkeert en ze een stukje verder legt. Om de allerlaatste verspilde korrels op te kluiven. Hoezo, domme gans?!

Alma Huisken

 

Honing


Honing…

-  door een assistent-imker-in-opleiding

Volgers van dit blog en lezers van onze tuintrilogie Groentje in de moestuin, Van het land en Met mest en vork weten dat bijen mij al heel lang fascineren. Hoe mooi is het dan om al enkele jaren leenbijen van naburig imker Johan in De Groene Luwte te mogen huisvesten. Deze Carnica’s voelen overigens steeds meer als ‘eigen bijen’. Dat komt omdat ze al vanaf half maart door onze bomen zoemen, de eerste leveranciers in het seizoen van nectar, stuifmeel en ingrediënten voor propolis. Het komt ook omdat ik elk jaar een brede worp biologische bloemen, wilde veld- en akkerbloemen en verschillende biologische groenbemesters voor ze zaai, met liefst nazomerbloeiers erbij, zodat ze zo lang en zoveel mogelijk onbespoten voedsel kunnen vergaren. Ook ervaar ik de bijen als ‘eigen’ omdat ze hier nu al twee jaar overwinteren (eerst nam Johan ze in september mee naar huis) en ze zelfs een beschermend bouwsel kregen, een soort bushalte; in hun geval dus een bijenhalte, BEE ON TIME, geheten. Maar bovenal voelen de bijen zo nabij omdat ik enkele taakjes voor ze uitvoer. Wat ik ben inmiddels assistent-imker-in-opleiding, met grote nadruk op assistent en opleiding. Johan, Rechtmatig Eigenaar en Hoofdverzorger van de bijen, wil mij al een tijdje inwijden in de geheime bijenwereld, en zo langzamerhand komt daar ruimte voor.

Deze maand heb ik ons tweede bijenvolkje –  ‘gewonnen’ uit het oude volk dat geweldig de winter doorkwam en vol vaart de lente instoof – af en toe van honing-met-water-drank voorzien, omdat ze even in een dip zaten. Dat hielp. De koningin is weer flink aan het leggen gegaan en dit kleine volk mag nu geheel zelfstandig proberen herfst, winter en het vroege voorjaar te overleven. In het kader van de taakjes heb ik ook voor het eerst van mijn leven meegeholpen honing uit de kast te halen. Stelt u zich daarbij niet voor dat ik die hele klus volvoer, maar lichte hand- en spandiensten verleende. ‘We’ hebben trouwens maar een deel van de honing weggekaapt, de bijen houden zelf het meeste. Maar even terug naar dat moment waarop Johan tegen mij zei: ‘Haal jij ook even wat ramen uit de kast?’ Ik stond daar in mijn astronautische imkerpak met een soort haakpen te wurmen, kreeg toen gelukkig zonder brokken zo’n raam te pakken en leerde hoe ik de bijen die er nog op zaten zachtjes in de kast moest laten belanden. Zo’n  raam vastpakken, zwaar van de honing, die prachtig is opgeslagen in al die honderden met was dichtgemetselde, symmetrische raatjes, met hier en daar een verdwaalde, goedmoedige Carnica erop, dat is alsof je de hele lente en zomer in je handen houdt. Fantastische ervaring.

Dus: binnenkort in dit theater - honing uit De Groene Luwte. We verwachten de bescheiden toevoer rond begin oktober, als de honing van ‘onze’ bijen door Johan geslingerd is, vervolgens mocht rusten en rijpen en dan in potjes gebotteld en gelabeld hier staat te pronken. Persoonlijk kan ik amper wachten….

Zoemende groeten!

Alma, ass.imker i.o.

 

The Dutch Wave, Piet Oudolf, Ton Terlinden e.a.


NAAR HUMMELO

 

Zoals lezers van deze site misschien weten, schrijf ik (Alma) regelmatig een stuk over tuinieren in NRC Lux, de zaterdagbijlage van NRC Handelsblad. Nu wil het geval dat Doortje en ik binnenkort onze tuin en tuinwinkel presenteren als gast in de dan opengestelde privétuin van Piet en Anja Oudolf * te Hummelo. En het geval wil ook dat  ik een tijdje geleden over Piet en en zijn invloed op de Nederlandse tuinarchitectuur in NRC schreef. In dat kader leek het me aardig om dat stuk in grote lijnen hier aan te halen.

 

* Voor tuinliefhebbers behoeft het echtpaar geen introductie, maar ik help u wel even: Piet is de beroemdste hedendaagse tuinarchitect van Nederland en vér daarbuiten en Anja zijn charmante eega die jarenlang op de relatieve achtergrond de kwekerij opzette en dreef en een ongelooflijke steun en toeverlaat voor Piet is.

 

 

 

THE DUTCH WAVE (uit NRC Lux)

 Copyright: © Alma Huisken

 

Zeg in het buitenland ‘Piet Oudolf’ en tuinliefhebbers weten onmiddellijk over wie je het hebt. ‘Pete Oedoelf’ is dé exponent van een bijzondere stroming gelijkgestemde zielen in het tuinvak. Samen met Ton ter Linden en Henk Gerritsen hoort hij tot de ontwerpers die een royale, natuurlijke stijl propageren. Hun tuinen zijn informeel opgebouwd in golven van elkaar aanvullende, of juist contrasterende beplanting, waarin vormen en kleuren een harmonieuze indruk maken. Ze lijken uit de omringende omgeving te zijn ontstaan. Werkend met bijzondere en dikwijls vergeten vaste planten, grassen en bolgewassen weten de ontwerpers met hun inrichting zo’n weldadige sfeer te scheppen dat je de indruk krijgt in  wonderbaarlijk mooi natuurschoon te zijn beland. Hoe begrijpelijk is het dat Duitsers deze tuinvorm ‘gesteigerte Natur’ noemen, zeg maar: geïntensiveerde natuur.

 

Piet Oudolf, Ton Terlinden en de overleden Henk Gerritsen vormden geen club, stichting of BV. Ze kwamen eind jaren zeventig, begin jaren tachtig onafhankelijk van elkaar tot min of meer gelijksoortige inzichten. De verschillen? Licht chargerend: de een flirt innig met de ecologische gedachte, de ander laat zich leiden door kleurige overvloed, zoals van knapen van sieruien en wulpse klaprozen, en de derde verwierf faam met de inzet van prairievegetatie en grassen uit de families van miscanthus en stipa. De ontwerpen bewegen zich tussen levend schilderij en beheerste woestenij. Maar de grondgedachte is telkens: hoe kun je beelden uit de natuur op creatieve wijze overbrengen, kijkend naar de lokale omstandigheden van de betreffende tuin. Of volgens de Haarlemse tuinhistoricus en publicist Leo den Dulk: ‘Ze wilden tuinen. Geen verlengstukken van het huis, geen openluchtkeukens of steriele prestigeobjecten, maar tuinen waarin wordt gewerkt met de natuur.’

 

Een oude erfenis

Zulke tuinen vielen op. Om te beginnen in Nederland en al heel snel in het buitenland. Zweeds collega Rune Bengtsson muntte de naam voor deze stroming: Den Holländska Perennvågen, letterlijk de Hollandse vasteplantengolf, afgekort tot The Dutch Wave. Leo den Dulk verduidelijkt: ‘Het was niet per se een puur Nederlandse trend om met vaste planten te werken in die losse, exuberante benadering. Ook elders in Europa en Amerika heersten dergelijke inzichten, want steeds meer zochten ontwerpers voor de tuin een vertaling van esthetische beelden uit de natuur. Maar wel is die trend sterk vanuit Nederland aangejaagd, door mensen als Oudolf, Gerritsen, ter Linden en niet te vergeten door tuinfilosoof en -schrijver Rob Leopold, de motor achter veel tuinontwikkelingen en -projecten hier te lande.’

Elke golf heeft een begin. Ook The Dutch Wave kent een bron, die ligt in het rijke, Nederlandse tuinverleden en mede werd gevoed door de ontwerpvisies van de Ierse Brit William Robinson en diens collega Gertrude Jekyll. Zij werkten eind 19e en begin 20e eeuw  in Engeland. De twee achtten de Victoriaanse tuinen uit hun eigen tijd afgrijselijk kunstmatig.Een flagrant Victoriaans voorbeeld is ‘carpet bedding’: tuinen als een gekleurd kleedje. Stijf, truttig, fantasieloos. Robinson en Jekyll ontwierpen toen al liever natuurlijke, ‘’wilde’’ tuinen en dachten eerder in brede streken dan in gepunnikte vakjes.

In Nederland zorgden natuurbeschermers als Jac. P. Thijsse en C.P. Broerse voor inspiratie, met hun inheemse vegetaties en natuurlijk ogende combinaties, gelukkig voorgoed geworteld in heemtuinen en –parken, midden jaren twintig aangelegd in Bloemendaal en Amstelveen. Met een duidelijk strakkere, meer architectonische blik keek Mien Ruys; toch was ook zij een voorstandster van werken met frisse, natuurlijke combinaties binnen de gegeven omstandigheden. Er bestaat geen zichzelf respecterend hedendaags tuinontwerper die zich niet door haar liet beïnvloeden.

 

Foerster en Pagels, de Duitse kwekers

Je kunt dan wel visionairs hebben die bijna ongemerkt een stroming in gang zetten, je hebt ook werkmateriaal nodig. Planten. En die kwamen er. Opgespeurd bij onder meer Karl Foerster, de grote Duitse plantenkenner uit Bornim bij Berlijn en bij diens leerling Ernst Pagels, gevestigd in het Noord-Duitse Leer. Kwekers die ver voor de Tweede Wereldoorlog een bijzondere collectie planten voortbrachten. Nogmaals Leo den Dulk: ‘Anders dan het wat sobere Nederlands naoorlogse sortiment hielden Foerster en Pagels van planten met een minder gekunsteld karakter; daarmee konden de jonge Nederlandse tuinontwerpers veel beter uit de voeten. Denk aan varens en grassen, en aan bijna vergeten Phloxen, Monarda’s, Echinacaea’s, inclusief nieuwe kweekvormen daarvan. Soorten die de Nederlandse kweker Coen Jansen graag “iets verbeterde wilde planten” noemt. Zo werd een unieke combinatie kenmerkend voor The Dutch Wave: vaste planten uit de jaren dertig in Duitsland, inheemse vegetatie, bollen en knollen, exoten uit Azië en opvallende plantensoorten uit het pan-Amerikaanse continent.

Het bijzondere sortiment sprak ook tot de verbeelding van enkele vooruitstrevende Nederlandse kwekers, die bij de beweging aanhaakten. Ze brachten de planten in de handel en legden er prachtige voorbeeldtuinen mee aan. Het zijn Anja Oudolf (Piets echtgenote), Coen Jansen in Dalfsen, Hans en Miranda Kramer in Ede en Fleur van Zonneveld en Eric Spruit van De Kleine Plantage in Eenrum, vlakbij Warffum. Zo uniek werd deze Dutch Wave bevonden, zelfs in tuinmekka Engeland, dat de stroming er talloze volgelingen kreeg en werd ondergedompeld in media-aandacht. De zo typerende beplanting leidde in september 2010 zelfs tot het lijstje ‘Top Ten Plants of the Dutch Wave’ in The Daily Telegraph. (zie onder).

Hoe gevarieerd de los-vaste groepering ook is, in het buitenland gaat de meeste attentie uit naar de bekendste vertegenwoordiger, Piet Oudolf uit Hummelo (Gld). Hij is de laatste jaren betrokken  bij tal van projecten zoals  de aanleg of het herstel van beroemde tuinen en gerenommeerde ‘’groenvoorzieningen’’ in Engeland, Zweden en Amerika, zoals The Highline in New York;een verhoogde spoorbaan die als een litteken door de city snijdt, maar nu wordt geflankeerd door een smal park waar bloemen en grassen weelderig bloeien en wuiven, alsof ze er altijd stonden.

 

De Planten Top Tien van The Dutch Wave volgens The Daily Telegraph

  1. Miscanthus sinensis ‘Ferner Osten’, siergras waarvan de mooie pluimen van

      paars via zacht oker naar zilverwit verkleuren

  1. Eupatorium maculatum ‘Riesenschirm’, zeer hoge plant (tot 2.40 m) met donkere stengels, lancetvormig blad en steenrode bloemschermen
  2. Echinacaea purpurea ‘Fatal Attraction’, zonnige, lila bloem in straal- of stervorm met donkere stelen en een bol, donker hart
  3. Stachys officinalis ‘Hummelo’, plant met vierkante stelen, gekarteld blad en schitterende, vlinderachtige paarslila bloemen die los zijn opgebouwd
  4. Aconitum carmichaelii ‘Arendsii’, struise, imposante monnikskap met aren vol spetterend blauwe bloemen
  5. Veronicastrum virginicum ‘Lavendelturm’, Amerikaanse familie van onze ereprijs; geestige, stijve, spitse pluimen in lavendelblauwe tinten
  6. Rudbeckia fulgida var. sullivantii ‘Goldsturm’, stralende, gele bloem – als een minizonnebloem - met donkerbruin hart. Sterke tuinplant en ook uitstekend op de vaas
  7. Calamagrostis brachytricha, bijzonder fijnzinnig pluimgras dat zachtjes wiegt in de wind; een melange van groen, strokleur en een vleugje lila
  8. Sanguisorba officinalis ‘Red Thunder’, pimpernelsoort, plant met dunne steeltjes waarop schitterende, wijnkleurige bobbeltjes staan
  9. Monarda ‘Mohawk’ of ‘Scorpion’,oftewel de bergamotplant, hier in lila/rood - bekende, geliefde tuinplant vanwege de geur en z’n sierlijke, licht gepluimde bloem.

 

Copyright tekst: © Alma Huisken

 

Aanmelden nieuwsbrief
captcha